Waarom mag
kunst en creativiteit niet gewoon een proces zijn waarbij je lekker mag spelen
en experimenteren zonder dat het iets hoeft voor te stellen?
In mijn praktijk begeleid ik veel
kinderen in de basisschoolleeftijd. Aan het einde van elke sessie laat het kind
dikwijls trots zien wat hij/zij heeft gecreëerd. Vaak reageren de ouders met de
beste bedoelingen met een ‘Wat mooi!’ of een belangstellend ‘Wat is het?’, niet
beseffende dat met zulke opmerkingen het resultaat voorop wordt gesteld en het werkstuk
dus iets moet voorstellen. Het komt ook voor dat kinderen uit zichzelf gaan
vertellen wat het moet voorstellen, zelfs als tijdens de sessie daar helemaal
niet over gesproken is en de ouders daar ook helemaal niet naar vragen. Waar
komt dit toch vandaan?
Als ik in het ziekenhuis,
verpleeghuis of revalidatiecentrum naar nieuwe patiënten/ cliënten wordt
verwezen, is regelmatig de eerste reactie: “Ik ben helemaal niet kunstzinnig.”
Ook wordt er gereageerd met: “Ik kan helemaal niet schilderen of tekenen.”
Vrijwel altijd moet ik dan uitleggen dat bij kunstzinnige therapie het
resultaat helemaal niet belangrijk is, maar dat het gaat om het proces n.a.v.
een hulpvraag, doel of thema. Bij volwassenen lijkt er dus een enorme drempel
te zijn om met kunst en creativiteit aan de slag te gaan. Waar komt dit toch
vandaan?
Waarom mag kunst en creativiteit
niet gewoon een proces zijn waarbij je lekker mag spelen en experimenteren
zonder dat het iets hoeft voor te stellen?
Zou het te maken hebben met de tijd
waarin we leven in een maatschappij waarin productiviteit, prestaties en opbrengstgericht
werken centraal staan?
Karel Appel |
Misschien zijn we dan juist wel toe
aan bevrijdende, spontane kunst, waarin het experimenteren voorop staat. Een
tijd waarin volwassenen hun innerlijk kind wakker maken en het creëren het doel
is niet de creatie. Een tijd waarin een kind ook weer kind mag zijn en niet
geremd wordt door (creatieve) faalangst.
Als kunstzinnig therapeut ben ik
vrijwel dagelijks getuige van het ontwaken van het innerlijk kind. Het ontwaken
wat gepaard gaat met enthousiasme, energie en vooral licht en lucht, waarbij de
zwaarte verdwijnt, het allemaal niet meer zo precies hoeft, grenzen worden
verkend en het plezier voorop staat. En dit zie je ook terug in de werkstukken:
beweging, dynamiek, expressie, spontaniteit, plezier!
En zo’n werkstuk nodigt natuurlijk
uit voor een gesprek, waarin je vooral over het proces vragen kunt stellen. Je
zou bijvoorbeeld kunnen vragen hoe het was om te doen of kunnen informeren hoe
het werk ontstaan is. Daarbij kun je informeren naar de manier van werken, maar
ook naar de volgorde waarin het ontstaan is. Je zou het werk kunnen draaien en
het samen eens van de andere kant bekijken. En zo zijn er nog veel meer
mogelijkheden.
Door deze manier van werken, kijken
en het bespreken merk ik dat niet alleen het (innerlijk) kind gedurende het therapeutisch traject groeit, maar ook de ouders (of de naasten) groeien mee. Hoe mooi is dat!